Bebop
Turkenburg Time Travels, deel 3: De Jaren veertig: Bebop
https://www.concertzender.nl/programma/turkenburg_time_travels_703825/
3-1 Charlie Christian
Maandagmiddag, Charlie Christian is thuis in zijn appartement in New York. De telefoon gaat. ‘Charlie Christian? Inderdaad, de gitarist. Of ik vanavond naar dat theatertje kom, ‘uptown New York’? Naar ‘Minton’s Playhouse’? Maar het is mijn vrije maandagavond! Hmm, een jamsessie…Kenny Clarke op drums. En Dizzy Gillespie, trompet, is er ook bij. Ja, dan kom ik ook!
Ik ga vanavond voorstellen om ‘Topsy’ te spelen. Die song van Eddie Durham kent iedereen. Een lekker simpele AABA-vorm. In de A gedeeltes hou ik me aan de regels van de Swing: voorzin en nazin, allebei even lang. In de B-gedeelten ga ik mijn nieuwe loopjes proberen. Eens kijken wat ik kan doen met het toevoegen van noten aan akkoorden. Ja, dat is allemaal niet nieuwe in de jazz, kleurnoten toevoegen, ‘blue-notes’. Pianist Art Tatum deed niet anders.
Maar als ik nu eens die toegevoegde klanken niet ìn de akkoorden wegstop maar ze er uìt laat springen. Dan hoort je pas ècht hoe mooi ze zijn. In de klassieke muziek heten die toegevoegde noten: leidtonen. Ze moeten wegglijden naar een volgende noot in het akkoord. Maar dat ga ik niet doen. Ik laat ze er flink uitspringen, als kikkers uit een emmer. Dat doet trompettist Dizzy Gillespie ook. Leuk dat hij vanavond ook komt. Bebop noemt hij die losse nootjes. Of was het nou Re-Bop?
We gaan acht chorussen spelen. Telkens als het B-gedeelte komt, voeg meer noten toe en laat ze doodleuk in de lucht hangen. Waarschijnlijk zal de ritmesectie in de Swing Stijl blijven spelen. Maar ik speel mijn Bebop lijnen er stug overheen. ‘Swing to Bop’ dat lijkt me een leuke naam voor deze versie van Topsy’.
- Swing to Bob, 1942
3-2 Charlie Parker
Charlie Parker zit thuis in zijn oefenkamer met z’n altsaxofoon op zijn knie. Hij overdenkt wat hem een paar maanden geleden is overkomen. ‘Ik kan het nog steeds niet geloven, maar die drummer heeft een bekken naar mijn hoofd gesmeten. Duidelijke taal. Ik had wel dood kunnen zijn. Maar ja, hij had wel gelijk, de drummer. Ik speelde niet goed tijdens die jamsessie, die ‘cutting session’. Het hoort erbij: even duidelijk maken wie nu wel en wie er niet op het podium moet staan. Wie nu wel, en wie nu niet Bebop kan spelen.
Eigenlijk had ik wel kunnen weten dat zit zou gaan gebeuren. Ik had me niet goed voorbereid, te weinig geoefend op mijn instrument. Ik stond daar maar een beetje overal door heen te toeteren. Niet zo respectvol voor de mede-musici. Ja, die mannen zijn heel serieus bezig met iets nieuws te ontwikkelen in de jazz: Bebop. En dan gaat zo’n snotneus als ik maar wat staan aanrommelen.
Dit gaat me niet nog een keer overkomen. Ik zit nu al maanden thuis bij mijn moeder en mijn tante te oefenen. Elke dag, zo lang als ik kan. Ze worden knettergek van me, maar dat kan me niet schelen. Ik ga door totdat ik een uitstekende speler ben die niet meer voor medespelers hoeft onder te doen. Maar ja, hoe meer ik leer, des te meer ik me realiseer dat er nog zoveel is wat ik niet weet. Geld voor muzieklessen is er niet dus ik moet alles zelf uitzoeken. Trouwens, andere musici zeggen nooit wat als ik naar iets vraag over hoe zij spelen. Dus dat wordt oefenen, oefenen, oefenen.
Maar ik ben al een heel eind. Ken de twaalf toonsoorten nu op mijn duimpje. En ik heb er een groot aantal loopjes bij uitgedacht. Het ene loopje wat langer dan de andere; de ene wat meer door de blues beïnvloed dan de andere. Als ik ze aan elkaar rijg dan klinkt de melodie als een kettingsnoer met ongelijke schakels, als een vogeltje dat vrij door de lucht vliegt.
Hoe eenvoudiger de song, zoiets als ‘Cherokee’, des te gekker kun je het maken, heb ik gemerkt. Vooral als je je richt op de bovenkant van de akkoorden. Eens kijken, morgen naar de studio met alleen een gitarist en een drummer. Die gitarist heeft een lekkere strakke beat en de drummer speelt gelukkig zonder bekkens. Dus die krijg ik dus niet nog een keer naar mijn hoofd.
- Cherokee, 1942
3-3 Een liefhebber de ‘Bebop’: herinneringen deel 1
In de afgelopen jaren ben ik naar heel wat jazzoptredens geweest. Gezellig, in een intieme jazzclub met vrienden waar de barman je kent en weet hoe je je cocktail wil hebben. En als je dan ook nog eens goede jazzmuziek hoort, Bebop, dan kan de avond niet meer stuk.
Ik herinner me nog goed het optreden in juni 1945 in de ‘Town Hall’. Een beetje een rare naam, maar zo heet dat theatertje midden in New York. De oorlog liep op z’n eind en mijn vrienden en ik konden wel een verzetje gebruiken. Nu heeft die zaal altijd al een gedurfde programmering gehad, maar op die dag stond er wel en heel aparte band op het podium, die van trompettist Dizzy Gillespie. Hij heet eigenlijk John me zijn voornaam, maar omdat hij zo duizelingwekkend hoog kan spelen, noemt iedereen hem ‘Dizzy’. Een beetje raar doet hij ook: ‘dizzy as a fox’.
Waar we eigenlijk voor kwamen, is zijn saxofonist Charlie Parker. En spectaculaire wàs het. Ook Charlie Parker heeft een bijnaam: ‘Bird’. Hij leeft niet alleen zo vrij als een vogeltje, maar hij speelt ook heel vrij en met het grootste gemak. De muzikale ideeën stromen moeiteloos en eindeloos uit zijn saxofoon die overal in de zaal goed te horen is.
Het verhaal gaat dat Charlie Parker een keer in een auto zat die een kip, een ‘yard bird’ doodreed. Charlie Parker nam de dode kip mee naar het restaurant waar ze die avond zouden optreden en vroeg de kok om de kip in een zoete saus klaar te maken: ‘Yard Bird Suite’. Leuk woordgrapje: ‘suite’, zoals in een hotel, klinkt hetzelfde als ‘sweet’ als zoet in het eten.
Dizzy Gillespie is de componist van het stuk ‘Salt Peanuts’ en dat voerden ze tijdens dat concert ook uit. Kippen, pinda’s, Bird, Dizzy: die beboppers houden wel van een lolletje.
Ze hebben ook nog een eigen taaltje, de ‘jive talk’. Daar is geen touw aan vast te knopen. Alles wordt omgekeerd. Als iets ‘bad’ is dan is het juist heel goed. Elkaar noemen ze elkaar ‘cats’, ‘jazzcats’. ‘Salt Peanuts, Salt Peanuts’. In de pauze hebben we een zakje gebrande pinda’s gekocht
- Salt Peanuts (Townhall Live), 1945
- Bebop, 1946
3-3 Een liefhebber de ‘Bebop’: herinneringen deel 2
Wat die beboppers ook doen: populaire songs door de Bebop-molen halen. De akkoorden van de songs spelen ze nog wel, zodat je als luisteraar nog enige houvast hebt. Maar daaroverheen spelen ze nieuwe melodieën met heel onverwachte wendingen. Die nieuwe noten en nieuwe ritmes worden schijnbaar moeiteloos toegevoegd. De ritmesectie doet ook fanatiek mee. Niet meer boem-boem-boem-boem zoals in de Swing maar onverwachte 'breaks' en accenten op de drums; en onverwachte ‘fills’ en clusters op de piano. Gelukkig speelt de bas nog onverstoorbaar ‘walking bass’. Anders zou er helemaal geen touw meer aan vast te knopen zijn.
- Koko, 1945 / Ornithology – (How High the Moon), 1946 /Anthropology, 1946 / Yardbird Suite, 1946 / Bird of Paradis – (All the things you are), 1947 / Out of Nowhere, 1946 / Night in Tunesia, 1946 / Just Friends (met strings), 1949 / Scrapple from the Apple – (Honey Suckle Rose), 1946
- Groovin High (Townhall live), 1945
- Shaw ‘Nuff (Townhall live), 1945
- Yardbird suite, 1946
- Ornithology, 1946
- Anthropology, 1947
- Just Friends, (Parker with Strings),1949
- Bird of Paradise, 1947
- Out of Nowhere, (deels), 1946
- Night in Tunisia, 1946