Cool JazzBaker Mulligan500x280

Turkenburg Time Travels, deel 4-1: de jaren vijftig: Cool Jazz

https://www.concertzender.nl/programma/turkenburg_time_travels_706134/

4-1: Chet Baker en Gary Mulligan

Baritonsaxofonist Gerry Mulligan in gesprek met trompettist Chet Baker, vlak voor hun optreden in jazzclub 'The Haig', in Los Angeles. Het optreden van hun groep, trompet, baritonsax, bas en drums, een kwartet zonder piano, wordt opgenomen en er komt enig tijd later een elpee van uit. Mulligan is spraakzaam, Baker wat minder.

Mulligan: ‘Serendipiteit, zo heet dat. Bij toeval iets vinden waar je eigenlijk niet naar zocht.’

Baker: ‘Leg uit…’

Mulligan: ‘De mist, waardoor de pianist niet kwam opdagen. Weet je dat nog? Moesten we het zonder hem doen en wat merkten we: het klonk beter. Jij en ik alleen met alleen een bassist en een drummer achter ons. Zonder piano is er meer ruimte voor de klank van onze instrumenten: de trompet en de saxofoon. ‘L’art pour l’art’, heet dat in de schilderkunst. Klank om de klank. Zonder pianist kunnen we ook meer doen met dynamiek, met hard en zacht. Zeker omdat onze bassist en drummer bereid zijn om niet zo op de voorgrond te treden. De drummer kan goed, zacht, en heel intens met ‘brushes’ spelen, met vegertjes. Dat kan niet elke drummer. We hebben onze eigen sound gevonden voor dit kwartet. Ingetogen, gedistingeerd, chique, wat meer gereserveerd, maar niet minder intens.’

Chet Baker knikt, Gary Mulligan gaat door: ‘En het publiek, dat luistert beter naar ons en is stiller dan bij Bebop. In de Bebop past mijn instrument, de baritonsaxofoon toch al niet zo lekker. Ja, die noten en vondsten van Charlie Parker, die spelen jij en ik ook maar onze lijnen zijn meer in balans. Niet meer dat jachtige, snelle, gehaaste. We zijn ‘cool’.

Chet Baker strijkt door zijn haren. Hij lijkt sprekend op acteur James Dean, ook al zo’n ongrijpbare figuur. Baker: ‘Soms mis ik de akkoorden, de harmonieën wel een beetje. Ik hoor wel in mijn hoofd, maar ze zijn er niet.’
Mulligan: ‘Nou, dan neurie je toch gewoon een tegenmelodie in lange noten. Dat maakt het nog meer ‘sophisticated’. Zeker op de song ‘My Funny Valentine’ zal dat goed werken. Cool, man!

  • My Funny Valentine, 1953
  • My Old Flame, 1953


4-2: John Lewis is musicoloog, pianist en leider van het Modern Jazz Quartet.

John Lewis overpeinst: ‘Mooi hoor, al die Broadway songs. Ze zitten razend knap in elkaar. Hoe ingewikkeld ze ook zijn, ze liggen altijd goed in het gehoor.
‘Tin Pan Alley’ heet die steeg met al die muziekgebouwen waarin die componisten al die songs zitten te smeden op goedkope piano’s. En als je erlangs loopt, klinkt het of een klein legertje soldaten op tinnen pannen zit te tikken.

Al die liefdesliedjes: prachtig hoor, maar het zou toch ook anders moeten kunnen. Dat weet ik maar al te goed, als musicoloog, gespecialiseerd in de muziek van de Nederlandse componisten uit de Renaissance. Geen AABA-vorm meer die eindeloos wordt herhaald, maar kop-voortspinning-staart. Zo deed Johan Sebastiaan Bach het ook. En hij kon er een aardig eind over improviseren. Dat moeten wij in de jazz toch ook voor elkaar kunnen krijgen? Dat is het! Muziekvormen uit de Barok, maar dan met swingritme en jazzimprovisaties.’

‘Ik realiseer me goed dat het wat ingewikkeld wordt voor het publiek. Ze moeten goed kunnen luisteren en niet afgeleid worden door een rumoerige bar in een jazzclub of luidruchtig publiek met een borrel op. Dus trekken wij alle vier hetzelfde pak aan, net zoals een strijkkwartet dat doet. En we spelen niet meer in jazzclubs, maar in concertzalen waar ook klassieke strijkkwartetten optreden. Zal niet meteen overal lukken, hier in de Verenigde Staten, maar in de theaterzaaltjes van de bepaalde universiteiten maken we een goede kans.’

‘In Europa lukt het vast wel om voor een stil, luisterend publiek op te treden. Elke grote stad heeft een concertzaal waarin wij welkom zijn, als ik onze manager moet geloven. Misschien moeten we enkele composities naar die steden noemen. Het schijnt dat de vocale groep de ‘Swingle Singers’ uit Engeland een project met ons wil doen en dat Philips, een platenmaatschappij uit Nederland opnames wil maken. Maar dat is iets voor de langere termijn. Eerst maar eens flink repeteren, want dat doen klassieke strijkkwartetten ook.’

  • Concorde, 1955
  • Django, 1954
  • Air for G-string, 1966




4-3: Cool Jazz en de locatieverwarring

Cool Jazz, de naam voor de dominante stijl uit de eerste helft van de jaren vijftig, raakte algemeen geaccepteerd aan het eind van de jaren vijftig toen de stijl alweer over het hoogtepunt heen was. De locatieverwarring die in de jaren vijftig is ontstaan, is nooit helemaal verdwenen.
Is Cool Jazz gelijk aan West Coast Jazz? Nee.
Is Bebop gelijk aan East Coat Jazz? Nee.

Cool Jazz en Bebop zijn in studio’s opgenomen aan beide kusten van de Verenigde Staten. Ook is veel Cool Jazz in Europa opgenomen. Europese jazzmusici hadden er een groot aandeel in. Tot en met de Bebop is een stad aan te wijzen waarin de belangrijkste ontwikkelingen van de jazz plaatsvonden. Met Cool Jazz en latere stijlen is dat niet meer het geval.

De term West Coast Jazz, bedacht door jazz critici, niet door jazzmusici, wordt tot op de dag vaak gebruikt. De muziek wordt er niet mooier of lelijker van. Een muzikale kosmopoliet die ook tot de West Coat Jazz wordt gerekend, is tenorsaxofonist Stan Getz. Hij was dik bevriend met de Nederlands saxofonist Ruud Brink. Stan Getz: sterke, direct herkenbare toon, sprekende improvisaties, jazz van het hoogste niveau. Hoe je het ook noemt.

  • Blues for Marie Jane, 1956

4-4: Miles Davis

Het is 1957. Trompettist Miles Davis glimlacht als hij de elpee versie onder ogen krijgt van ‘Birth of the Cool’. De elf geselecteerde opnamen zijn ruim acht jaar geleden opgenomen en in kleine oplagen op 78 toerenplaten uitgebracht. Een commercieel succes was het zeker niet. Ondanks alle tijd, moeite en geld dat erin was gestoken.

De elpee versie van die opnamen, waar slim de naam ‘Birth of the Cool’ is opgeplakt, verkoopt wonderwel goed. Zie je wel, schiet er door het hoofd van Miles Davis, ik was mijn tijd ver vooruit. Ook realiseert Miles Davis zich dat het succes alles te maken heeft met de lp-speler die iedereen nu thuis heeft staan. Weg met die malle 78 toeren platenspeler met die rare toeter. Hifi geluid wil je vandaag de dag in je huiskamer hebben.

Jonge jongens waren we toen nog, in 1949 toen we de opnames maakten. We waren begin twintig. Behalve Gil Evans, in wiens kelder we allemaal rondhingen. Hij was al boven de dertig. Tja, het klinkt best goed, maar zo spelen we geen van allen, allang niet meer. En deze muziek nu nog een keer live spelen? Geen denken aan. Ik heb heel andere plannen.

  • Godchild, 1949
  • Boplicity, 1949

4-5 Kind of Blue, 1959

Miles Davis overdenkt de opnames vlak voor het uitkomen van zijn elpee ‘Kind of Blue’.
‘Bill Evans, de pianist van mijn Miles Davis Sextet, heeft me veel geleerd over het gebruik van modale muziek. Niet meer de gewone do-re-mi-fa-sol toonladder waarvan we al zoveel stukken hebben, maar toonreeksen met bijpassende akkoorden die een bepaalde sfeer oproepen. Ik ben al een tijdje bezig met die modale toonladders. In mijn compositie ‘Milestones’ van een paar jaar geleden, komen ze ook al voor. Trouwens, wat een lekkere swing, wat een momentum zit er in dat stuk!’

‘Maar nu wil ik een elpee maken met alleen maar modale stukken. Allen maar kleuren, alleen maar sferen. Ja, het is Cool Jazz, maar dan totaal anders dan alle andere Cool Jazz. En zeker anders dan wat we zo’n 10 jaar geleden met ‘Birth of the Cool’ hebben neergezet.’

‘Alleen maar Cool Jazz dat verkoopt niet goed. Ik vraag Cannon Ball Adderly erbij op altsaxofoon. Hij heeft zijn ‘roots’ in de Bebop. John Coltrane vraag ik erbij op tenorsaxofoon met zijn ‘roots’ in de Hard Bop. Zelf speel ik de Cool Jazz solo’s. De ritmesectie klinkt een beetje zoals in de Swing. Cool Jazz, Hard Bop, Bebop, Swing: dit moet toch wel een beetje verkopen denk ik.’

De aanpak van Miles Davis heeft gewerkt. Er zijn vier miljoen exemplaren verkocht, van de elpee en de verschillende heruitgaven op cd. Er is een documentaire gemaakt, een boek geschreven, en er is een speelfilm uitgekomen.

  • So what, 1959
  • Flamenco Sketches, 1959